Het goede leven
Want wanneer hij zich aan eten en drinken te goed doet en geniet van al het goede dat hij moeizaam heeft verworven, is dat een geschenk van God. Prediker 3 vers 13.
Geregeld bezoek ik de ‘Griene Poarte’. Dit is een gemeenschapstuin in Warns. Het is de tijd van oogsten. Wanneer ik er kom zijn er geregeld mensen die vragen. ‘Hoe werkt het hier?’ Of ‘Waar moet ik betalen?’ Ik leg dan geduldig uit hoe het werkt en wijs op de brievenbus in de deur, daar moet het geld in. Dat is het enige wat ik bijdraag aan de tuin. Het hele jaar door, in de winter natuurlijk minder, zijn er vrijwilligers aan het werk. Zij scheppen de aarde om, maken zaaibedden, zaaien, trekken onkruid, geven water, verwijderen slakken en rupsen. Zij scheppen voorwaarden om te groeien. Nu, aan het einde van het seizoen pluk ik daar de vruchten van. Knolselderij en sperzieboontjes, aardappelen en snoeptomaatjes. Thuis maak ik daar heerlijke maaltijden van. Het is zoals de uitspraak van de Prediker. ‘Want wanneer hij zich aan eten en drinken te goed doet en geniet van al het goede dat hij moeizaam heeft verworven, is dat een geschenk van God.’ Eén woord wringt ‘moeizaam’. Ik heb niets gedaan aan de tuin in Warns. Ik oogst alleen maar. Voor mij was er geen moeizame arbeid. Anderen deden het werk. Ik ben niet alleen dankbaar voor het voedsel, maar ook voor diegenen die de aarde hebben bewerkt. Ik ben daar weer minder goed in. Mijn taak is nu om een meditatie te schrijven voor het kerkblad. Daar hebben anderen misschien weer meer moeite mee. Volgens mij zegt de Prediker hier: ‘Met wat voor talent je ook geboren bent, gebruik het en doe er wat mee, je doet een ander er plezier mee.’

Ds. Aafke Nicolai Stavoren en Hindeloopen (aafkejnicolai@gmail.com)